Ik ben een naaktslak

Wij naaktslakken worden ook wel de edelstenen van het koraalrif genoemd. Iedere duiker zoekt altijd naar ons omdat wij schitterende kleuren hebben. Wij zijn eigenlijk schelpdieren, maar dan zonder schelp, dus zonder huisje, net als de naaktslak in je tuin of in het bos. Door felle kleuren aan te nemen, geven we roofvissen het idee dat we giftig zijn en worden we met rust gelaten. Onderwater betekent een felle kleur meestal dat het dier giftig is en dus niet eetbaar. Lang niet alle naaktslakken zijn echt giftig, maar de meeste soorten hebben wel felle kleuren. Slim hè!

Ik ben een tijgernaaktslak en ik ben een echt roofdier. Op deze foto zie je mij een koraalpoliep eten. Zie je mijn paarse tongetje?

Wij grazen over de bodem en over dood koraal om algjes te eten. Sommige naaktslakken zijn echte rovers en eten koraalpoliepjes, zoals je op de foto hieronder kunt zien, waar een tijgernaaktslak bezig is de poliepen uit dit mooie oranje pijpkoraal te eten.

Wij kunnen zowel mannetje als vrouwtje zijn. Dus de ene keer maken we onze partner zwanger en de volgende keer worden wij zelf zwanger! Gek hè! We leggen eitjes in de vorm van een roos.

Op onze kop zitten twee tentakels die met een mooi woord rinoforen worden genoemd. Daarmee kunnen wij geurtjes opvangen. De rinoforen hebben vaak een wormachtige vorm. Bij gevaar kunnen we ze terugtrekken. Aan de achterzijde hebben we een soort huidplooien. Dat zijn onze kieuwen waarmee we kunnen ademhalen.

Zie je ook mijn paarse tongetje? Ik ben ook een roofdier en hier zie je mij een ander diertje, een zakpijpje, opeten.

Hier leg ik eitjes en maak daar een mooi kunstwerkje van in de vorm van een roos.

Zie op al deze foto´s van mij en mijn vriendjes de rinoforen en onze kieuwen?

 

 

Foto’s Dos Winkel

Ik ben een Napoleonvis

Ik heet Napoleonvis. Gekke naam hè! Napoleon was een Franse keizer die leefde in de 19e eeuw. Hij had een gekke hoed op (kijk maar naar de foto) en ooit heeft iemand bedacht dat die malle bult op mijn kop aan die hoed doet denken, vandaar mijn naam.

Keizer Napoleon Bonaparte

Ik kom voor in warme zeeën en dan met name in de Rode Zee en de Indische en de Stille (Grote) Oceaan. Ik zwem het liefst in ondiep water bij koraalriffen. Ik behoor tot de familie van de lipvissen. Vind je ook niet dat ik mooie dikke lippen heb? Wist je dat ik wel 2 meter lang kan worden en dan bijna 200 kilo weeg.

Helaas wordt ons voortbestaan erg bedreigd, ook al zijn we officieel een beschermde vissoort. Vooral de Chinezen vangen ons – en met name onze kinderen die nog klein zijn – door ons onder water met een heel erg giftige stof, cyanide, te verdoven en dan uit het water te halen om naar restaurants te brengen. Daar komen we in piepkleine aquariums te zitten waar we niet kunnen zwemmen en ons zelfs niet kunnen keren. Als een klant ons wil opeten, worden we uit het aquarium gehaald en met kokend water overgoten. We leven dan nog steeds, maar dan wordt het nog erger: we worden opengesneden zodat je ons hart ziet kloppen. Daarna worden onze lippen afgesneden en gaan we langzaam dood van de helse pijn en het bloedverlies. Wat kunnen mensen toch wreed zijn hè!

Duikers vinden we erg leuk. Omdat we zo nieuwsgierig zijn, komen we dicht bij de duikers en die vinden dat ook heel erg leuk.

 

Deze mooie bult op mijn hoofd ontstaat pas als ik bijna volwassen ben en dat duurt wel een jaar of drie tot vier.

Zie je hoe dicht duikers bij mij kunnen komen?

 

 

Foto´s Maikel Wagemans

 

Wij zijn keizerspinguïns

Tom wil heel graag de keizerspinguïns zien en gaat op expeditie naar Snow Hill island, een de weinige plekken in Antarctica waar de reusachtige keizerspinguïns voorkomen. Tom, wist je dat als pinguïns eenmaal hun partner hebben gekozen, zij voor de rest van hun leven bij elkaar blijven? Dat ze wel een meter groot worden, en dat de keizerspinguïn de grootste pinguïnsoort ter wereld is? En dat zowel de moeder en vader voor het ei zorgen dat ze aan het broeden zijn terwijl de ander voedsel zoekt?

Alleen weet hij niet dat ze in hun voortbestaan worden bedreigd en dat dit vooral door de mens komt. Tom zijn oog valt op een familie, moeder en vader en hun prachtige baby pinguïn. Hij vraagt aan de moeder wat is je naam en de naam van je kindje? De moeder pinguïn zegt “mijn naam is Sandy en haar naam is Liana”.

Foto’s Dos en Bertie Winkel

 

Liana kijkt hem grote lieve ogen aan maar hij ziet ook dat Sandy verdrietig lijkt. Waarom ben je verdrietig vraagt Tom. Sandy zegt dat zich grote zorgen maakt over de toekomst van Liana, van haar familie en de hele keizerspinguïnkolonie. Tom snapt niet waarom want hij ziet allemaal prachtige pinguins.  Sandy zegt “Het komt door verschillende oorzaken, zoals dat er minder voedsel beschikbaar is voor ons omdat het wordt weggevist door de mens, en dat door het steeds warmer wordende klimaat het ijs smelt en dus ons leefgebied verdwijnt”. De natuur is meer en meer uit balans wat vooral sinds het begin van de industriële revolutie (die ongeveer 100 jaar geleden begon) door de mens is veroorzaakt. Hierdoor worden steeds meer soorten planten en dieren bedreigd met uitsterven. Sandy: “Lang geleden waren we met hele grote aantallen maar de laatste jaren wordt onze familie, onze kolonie, steeds kleiner en kleiner”.
Maar ze zegt er is ook hoop want er zijn steeds meer mensen die de natuur een handje willen helpen met weer gezond te worden.

Na zijn expeditie gaat Tom naar huis. Verdrietig maar ook met een hoopvol gevoel. Tom hoopt echt dat het nog niet te laat is om het te veranderen en begint thuis mensen te vertellen dat we moeten stoppen met de planeet pijn te doen en uit balans te brengen. Doen jullie ook mee? Kijk op deze website wat je kunt doen.

ik ben een Zeekoe

Wij zijn geen kleine beestjes!  We worden gemakkelijk 450 tot 600 kilo zwaar (dat is meer dan een halve ton)  en we kunnen wel 4,5 meter lang worden.  We delen onze verre voorouders, met olifanten en toen die op het land bleven, doken wij het water in.

Een vrouwtjes zeekoe brengt om de twee tot vijf jaar een jong op de wereld. Deze heten ‘kalfjes’ en wegen bij de geboorte al zo’n 25 kilo en zijn meer dan een meter lang. Het kalf blijft twee jaar bij zijn moeder, om daarna de stap in de wijde wereld te zetten.

Onze Caribische en West-Afrikaanse neven en nichtjes leven op de grens tussen zout en zoet water. Zij voelen zich daarom even goed thuis in zout water als in zoet water. Heel bijzonder.

 

Verder is het super fijn dat er achteraan in onze mond nieuwe tanden groeien, die zich langzamerhand, naar voor verplaatsen. De oudste tanden vallen vanzelf uit de mond. Als dat bij de mens ook het geval was, hoefden jullie niet zo vaak naar de tandarts…!

 

Wat ook echt bijzonder aan mij is?  Ik heb een ruggenwervel minder. Namelijk zes in plaats van zeven. Net als (een??) luiaard. Geen ander zoogdier heeft dit.

 

 

Wij zijn planteneters, en eten vooral zeegras, algen en de bladeren van mangrovenbomen. De hoeveelheid voedsel die we elke dag opeten, is ongeveer een tiende van ons lichaamsgewicht. Dat kan per dag dus 40 tot 60 kilogram zijn. Een flinke maaltijd in elk geval!

 

 

In het verleden ontstonden er mythes dat we zeemeerminnen zijn!  Deze mythes werden verspreid door ontdekkingsreizigers, die de wereldzeeën verkenden en lang op een schip zaten en van de honger al scheel zagen.

Of duikers. Als ze ons van onderkant zien, is het nog niet helemaal zo’n gek idee, dat ze ons voor zeemeerminnen aanzagen, toch?

 

Vakantiegangers die aan de kust van Florida zeekoeien spotten, proberen soms een ritje te maken op een zeekoe. Niet doen!! De dieren zijn beschermd en ze aanraken is verboden!

 

 

Ik ben een Walvishaai

Hallo, ik ben een Walvishaai (wetenschappelijke naam = Rhincodon typas)

Omdat ik zo enorm groot ben – ik kan wel 18 meter lang worden – denken veel mensen aan, angst, hongerig, grote tanden, met een bloeddorstige blik. Maar wees niet bang, want ook al ben ik toch echt een haai, ik doe geen vlieg kwaad (haha), mijn voedsel haal ik voornamelijk uit fyto-& zoöplankton (dierlijk en plantaardig plankton) en daarnaast eet ik kleine vissen, die ik in een grote hap, naar binnen slok. Ook inktvis staat bij mij op het menu.

Foto van youtube.

Mijn familie en ik leven op veel plekken in de oceaan, vooral waar veel plankton voorkomt. Deze gebieden zijn vooral de Atlantische Oceaan en het Caraibisch gebied, de Zuid-Afrikaanse Kaap, de Indische Oceaan, het westen van Oceanië en de Stille Oceaan en langs de oostkust, van Azië. Met mijn 18 meter en gewicht tot 15.000 kilo ben ik de grootste vis die er bestaat. Ik kan zelfs ouder dan 100 jaar worden.

Als je zo groot wordt, als ik, heb je ook weinig vijanden en veel vrienden. Vrienden zwemmen vaak rond mijn lichaam, omdat zij ook profiteren, van mijn voedingsbron.

Wij leven samen en dat noem je “symbiose”.

Ook al heb ik veel vrienden en weinig vijanden, ben ik toch een bedreigde diersoort. Dat wil zeggen, dat er van mijn soort, nog maar weinig rondzwemmen.

Dit is voornamelijk te danken aan de mens (mijn grootste vijand), die nog vaak op mij jaagt, om mijn vlees en mijn vinnen. De mens vangt ook veel te veel vis, waardoor ik langer moet zoeken naar voedsel.

Soms komen soortgenoten vast te zitten in vissersnetten, waar ze niet meer uit kunnen komen.

Maar ik heb toch ook mensen als vrienden, die mij graag komen bezoeken, omdat ze mij zo mooi en groot vinden. Ik ben niet voor niets, de grootste vis op aarde. Groter dan een stadsbus.

De mensen komen naar mij met bootjes en gaan met mij zwemmen, dat proberen ze tenminste, want ik ben behoorlijk snel. Ik vind het allemaal wel best, want ik heb het behoorlijk druk, met eten en het zeven van mijn voedsel. Als je naar mij op zoek bent, kun je mij herkennen, aan mijn donkere en met witte, gespikkelde stippen en strepen op mijn huid.

Foto (foto Sien Boschma)

Ik heb een grote bek aan de voorkant van mijn kop en ik heb 300 rijen kleine tanden, in totaal 3000.

Voor de rest heb ik dus het lichaam van een grote haai.

De voortplanting bij ons walvishaaien gaat als volgt: de vrouwtjes dragen eitjes in hun buik en die komen uit in de buik, waarna ze als baby walvishaaitjes het lichaam van de moeder verlaten.

Dit gaat bij de meeste haaiensoorten anders, want die leggen hun eieren tussen zeewier en beschermd tussen stenen, zodat ze na enige tijd uit kunnen komen. Bij de walvishaai werkt dat dus anders, wij zijn – zoals dat zo mooi heet – levendbarend.

Zoals gewoonlijk bij haaien, zorgen we niet voor onze jongen en deze moeten dan ook, meteen voor zichzelf zorgen. De baby´s zijn zo’n 40 cm lang en een moeder walvishaai kan zo’n 300 jongen baren.

Nu weten jullie wat meer over mij.

Misschien kom ik je een keer tegen. ☺

Ik ben een spons

Je kent mij waarschijnlijk wel uit de badkamer, de keuken of misschien wel van Spongebob, maar wist je dat sponzen ook echte dieren zijn? Je kan ons bijna overal vinden: we komen voor in de zee, maar ook in zoetwater, zoals de grachten van Amsterdam. Verder vind je ons in koud en in warm water en soms wel duizenden meters diep! Sponzen bestaan al meer dan 600 miljoen (!) jaar en we zijn daarmee de oudste bekende diergroep op aarde. Er zijn al duizend verschillende soorten sponzen bekend en wetenschappers denken dat er nog veel meer sponssoorten te vinden zijn. Je vindt ons in allerlei verschillende vormen en kleuren. Soms groeien we in de vorm van een korst, soms lijken we meer op een gewei en soms lijken we meer op een grote vaas. Het is zelfs zo, dat één soort spons meerdere vormen en kleuren kan hebben! Ondanks dat wij geen hersenen, hart of andere organen hebben, kunnen wij sponzen wel heel erg oud worden, soms wel 200 jaar! We hebben ook geen mond, maar toch kunnen we ademen, door zuurstof uit water te filteren en piepkleine voedseldeeltjes, door gaatjes in ons lichaam te pompen. Deze manier van eten noemen we filteren. Een enkele spons kan wel een zwembad aan water per dag filteren. Een nog gekkere eigenschap is, dat wij onszelf opnieuw kunnen opbouwen, als wij in kleine stukjes

breken. Uit slechts één spons cel, kan zelfs weer een hele nieuwe spons groeien! Handig hè?

  

 

Hier zie je twee totaal verschillende sponzen (foto´s Dos Winkel)

En zo zien we eruit als je van heel dichtbij kijkt!

Ik ben een KERSTBOOMWORM

Je kunt mij op veel plekken in warme zeeën tegenkomen maar ik ben wel een heel bijzonder diertje, ik ben een kerstboomworm. Misschien dat, als jij aan een worm denkt, je denkt aan een glibberige kronkelende regenworm die in de grond leeft en als het regent boven de grond komt. Maar waar je natuurlijk niet aan denkt, is aan mij; ik lijk op een dubbele kerstboom, maar ben maar 3 tot 5 centimeter groot en ik leef onderwater. Ik besta uit twee opvallende spiraalvormige kerstboompjes die met een mooi woord tentakelkronen genoemd worden. Wij kunnen de meest verschillende, heel mooie kleuren hebben: van wit tot rood tot geel en ook knalblauw. Wij kerstboomwormen leven het liefst in warm zeewater met temperaturen van tussen de 25 en 28 graden Celsius, dus we zijn te vinden in tropische zeeën. We vanden het ook gezellig om in een groep samen te wonen.

Wij leven in het koraalrif in een kokertje van kalk dat wij zelf maken. Als baby zijn wij kerstboomwormen eerst een larve. Als pasgeboren larve boren wij een gat in koraal en blijven we daar de rest van ons leven. Wij kunnen ons dus niet verplaatsen, zoals gewone wormen. Als ik wil eten, kom ik uit mijn kokertje en vang met mijn kleverige tentakeltjes plankton dat langs komt. Als ik mij bedreigd voel, kan ik mij razendsnel in mijn kokertje terugtrekken en kan ik zelfs mijn koker met een dekseltje helemaal afsluiten. Ik kan wel 40 jaar oud worden.

Ik ben Blobby met mijn vriendjes, deel 5

Eigenlijk begrijpen ze er niets van. Wie maakt nu alles met opzet stuk?

Dat ga ik aan opa vragen, denkt Blobby. Die weet immers alles.

Even later zijn ze terug en glijdt Blobby van de rug van Wally.

Nou, bedankt hoor! Ja, het is wel goed, bromt Wally.

 

Berry is ineens weg. Hij heeft gewoon het licht uitgedaan.

Roep me maar als je me nodig hebt, bromt Wally. Dan zwemt hij ook weg.

Blobby gaat naar huis.

Hij heeft honger en gaat opa zoeken.

 

Opa en oma liggen te praten bij een bronnetje.

Opa, opa, zegt Blobby opgewonden.

Ik heb gezien dat mensen alles stuk maken om vissen te vangen.

Is dat echt zo?

 

Opa kijkt Blobby verbaast en wat verdrietig aan.

Ja, jongen, zegt hij,

Dat doen ze inderdaad. Ze vangen vissen en kreeften,

ploegen de zeebodem om en laten allemaal rommel achter.

 

Dat vindt Blobby toch wel heel raar.

Ga nu maar gauw eten, zegt oma bezorgd.

Je zult wel honger hebben, na zo’n avontuur.”

Dat is waar, denkt Blobby. Maar wat is opa toch knap. Hij weet alles!

Blobby gaat naar huis.

 

Tekst                    Jan Stel, voorzitter Sea First Foundation.

Illustratie            Ada Stel. Website: www.adastel.nl/

Ik ben Blobby met mijn vriendjes, deel 4

Hallo, zei Berry, die ineens ook een verlichte staart heeft.

Eh.., eh.., hallo, zegt Blobby. Hé, Berry, bromt Wally. Alles goed met je?

Ja hoor zegt Berry, die voor de grap zijn staartlicht uit doet.

Blobby, de blobvis, is mijn nieuwe vriendje. Hij zit op mijn rug.

 

Waar gaan jullie heen? vraagt Berry, terwijl hij zich omdraait.

Blobby vindt hem, met die verlichte kop en staart, toch maar een rare vis.

Je kunt zijn lichaam in het donker, maar nauwelijks zien.

We gaan naar het visveldje en dan breng ik Blobby weer naar huis, bromt Wally.

 

Blobby bezoekt het visveldje met zijn vrienden.

Samen gaan ze op weg naar het visveldje.

Het ligt aan de andere kant van de heuvel waar Blobby woont.

Wat is hier gebeurd, denkt Blobby, terwijl hij de omgeploegde bodem ziet.

Alles is stuk en er leeft niets meer, zelfs geen garnaal!!!

 

Dat doen mensen met grote boten, bromt Wally.

Ik heb die gezien toen ik eens boven in de zee was.

Met heel veel lawaai en een heel groot net, vangen ze alles

wat er op de bodem leeft. Zo maken ze alles kapot.

 

Dat alles kapot is, dat heeft Blobby zelf ook wel gezien.

Waarom doen ze dat? vragen Blobby en Berry zich verbaasd af.

Ze eten de vissen, krabben en kreeften op. De rest gooien ze weg,

weet Wally te vertellen. Dat heeft hij ook gezien.

 

 

Tekst                                   Jan Stel, voorzitter Sea First Foundation.

Illustratie            Ada Stel. Website: www.adastel.nl/

Ik ben Blobby met mijn vriendjes, deel 3

Ik heb je vast laten schrikken. Dat is niet de bedoeling.

Ga je mee een eindje zwemmen? Kruip maar op mijn rug.”

Dat lijkt Blobby wel wat. Hij klimt op de grote rug van Wally en zuigt zich vast.

Zo glijden ze samen door het water

tussen duizenden kwalletjes en garnaaltjes door,  over het rif,

langs een onderwaterberg,    naar de diepzee.

We gaan Berry zoeken bromt de zware stem van Wally.

Hou je maar goed vast en zeg het maar als het te koud wordt.

 

Blobby weet niet wat hij ziet.

Zijn kraaloogjes rollen bijna van verbazing uit zijn kop.

Overal zijn er lichtjes van vreemde vissen en andere dieren.

Hij vindt het prachtig.

 

Daar is Berry bromt Wally.

Vlakbij gaat ineens een lichtje aan, en zien ze de doorzichtige kop van Berry.

Wat een raar beest is dat zegt Blobby tegen Wally.

Die lacht. Nee hoor, Berry is niet raar. Hij is juist heel tof! We zijn dikke vrienden.

 

Blobby gaat op stap met Wally de walvishaai en ontmoet Berry de spookvis.

Nou ja, hij heeft toch wel een grappige kop, met die leuke oogjes, denkt Blobby.

Weet je bromt Wally, dat hij grote, gele ogen heeft die kunnen draaien?

Zo ziet hij altijd alles wat er gebeurt. Dat is nog eens handig.

Oei, denkt Blobby, die zwarte plekjes aan de voorkant zijn dus geen ogen, maar neusgaten!

 

 

Tekst                    Jan Stel, voorzitter Sea First Foundation.

Illustratie            Ada Stel. Website: www.adastel.nl/