Ik ben Blobby met mijn vriendjes, deel 2

Soms laten ze zich tot vlakbij de afgrond van de diepzee drijven.

Dat mag niet van papa en mama.

Ze vinden dat eng omdat er gevaarlijke stromingen zijn,

die hen mee kunnen sleuren.

 

Op een dag is Blobby in zijn eentje tot bij de afgrond gegaan.

Blobby ontmoet Wally de walvishaai.

Daar ontmoet hij Wally. Hij is een walvishaai! De grootste vis in de oceaan.

Hij is zo groot als een autobus en heeft een enorme, rechthoekige bek.

Iedereen is bang voor hem.

Blobby schrikt zich ook rot als hij hem voor het eerst ziet.

Het is net alsof er een grote, donkere schaduw op hem valt

wanneer hij met zijn vrolijke, kraaloogjes naar de diepzee staart.

 

Maar Blobby blijft doodstil zitten.

Hij kan, van schrik, geen vin meer bewegen.

Wat is dat daar zo vlak boven hem?

Wat glijdt, heel langzaam, over de rand van de diepzee?

 

Opeens draait het monster zich in een wervel van kolkend water om.

Twee, vriendelijke, kleine ogen kijken hem aan.

Wat ben jij lelijk! zei die met een zware stem.

En je ziet er ook helemaal niet lekker uit! Jou eet ik niet op, hoor!”

 

Ik ben helemaal niet lelijk, denkt Blobby.

Wie denkt dat gekke, grote beest, met zijn stomme bek, wel wie hij is?

Boos zegt hij: Ik ben Blobby, de blobvis!

Oh, nou, eigenlijk vind ik jou wel aardig. Ik ben Wally, de walvishaai

 

 

Tekst                                   Jan Stel, voorzitter Sea First Foundation.

Illustratie            Ada Stel. Website: www.adastel.nl/

 

Ik ben Blobby met mijn vriendjes, deel 1

Aan de andere kant van de wereld

woont Blobby, de blobvis, in de oceaan.

Samen met zijn mama en papa, broertjes en zusjes,

opa en oma, leven ze dicht bij een heuvel, diep onder water.

Blobby is de derde van links.

Wat is een blobvis?

Daar heb je vast nog nooit van gehoord.

Dat komt omdat je ze bijna nooit ziet.

Blobvissen leven honderden meters diep onder het zeeoppervlak,

waar mensen moeilijk kunnen komen.

 

Ze leven daar aan de rand van de grote diepzee.

Ze kunnen heel oud worden.

Ze groeien echter niet snel.

Eigenlijk worden ze niet groter dan de schoen van papa.

 

Blobby heeft heel veel broertjes en zusjes.

Misschien wel honderd; nee, wel duizend!

Samen spelen ze op de bodem van de zee

tussen de stenen, krabben, kreeften en koralen.

 

Ze houden zwemwedstrijdjes over de zeebodem.

Wie haalt het eerst een grote, rode koningskrab in?

Ze spelen verstoppertje tussen de stenen.

Of, nog leuker, wie rolt het snelst een onderwaterheuvel af?

 

 

Tekst                    Jan Stel, voorzitter Sea First Foundation.

Illustratie            Ada Stel. Website: www.adastel.nl/

 

ik ben een ZEILVIN snoekslijmvisje

Weet je waarom ik ZEILVIN snoekslijmvisje heet? Omdat ik als ik opgewonden ben mijn rugvin, die van juist achter mijn hoofd helemaal doorloopt tot aan mijn staart, als een zeil van een zeilbootje uit kan steken. Ik ga dan ook helemaal rechtop in het water “staan”. Ik sta natuurlijk niet echt, maar ik kan wel heel mooi bijna rechtop zwemmen. Ik doe dat bijvoorbeeld als er een ander mannetje (want onze vrouwtjes kunnen dat niet zo mooi als wij mannetjes) in de buurt komt. Ik heb daar een hekel aan, want ik ben de baas over het gebied waar ik mijn holletje heb en ik ben ook de baas van de vrouwtjes die in mijn omgeving wonen. Zowel onze vrouwtjes als wij als mannetjes, wonen in holletjes in dode stukjes koraal, in een van de openingen van een spons, of in een leeg kokertje van een spiraalkokerworm. Wij worden tussen de 3 en 5 cm groot en eten vooral hele kleine plantjes en diertjes, zoals plankton.

 

Meestal zie je alleen mijn hoofdje, maar als er dichtbij iets lekkers voorbij zweeft, of… wanneer er een mooi vrouwtje te versieren valt, dan kom ik uit mijn holletje. Op de foto, die Dos Winkel van mij maakte in Bonaire, zag ik een vrouwtje dat naar mij toe zwom. Dan ga ik helemaal “uit mijn dak” en laat ik duidelijk zien hoe mooi ik eigenlijk ben. Er is geen vrouwtje die dan niet vol bewondering naar mij kijkt.

Ik ben een Manta Rog

Ik ben een reuzenmanta, de grootste rog ter wereld. In het Spaans betekent manta “deken”. Dus ik denk dat je begrijpt waarom ze mij deze naam gegeven hebben. Want als ik mijn flappen spreid kan ik wel 7 meter breed zijn! Maar ondanks dat ik zo groot ben, doe ik je geen kwaad. We eten namelijk het liefst plankton, kleine garnaaltjes en visjes. Dus je hoeft niet bang voor mij te zijn. De meeste roggen vinden het lekker om vlak boven de zeebodem te scharrelen naar snacks in het zand, maar ik zwem liever door de open oceaan. Ik ben daarom ook een bijzondere en geliefde verschijning bij veel duikers. Ze vinden het fantastisch om mij door te open oceaan te zien cruisen.

 

En wist je dat, in vergelijking met ons lichaamsgewicht, wij de grootste hersenen hebben van welke vis dan ook? Wij reuzenmanta’s zijn dus hartstikke slim. Ja, daar kunnen dolfijnen jaloers op zijn! We herkennen elkaar aan de stippen op onze buik. Want elke reuzenmanta heeft een ander patroon. En we zijn ook een beetje mysterieus. Want soms springen we opeens flapperend uit het water, alsof we willen vliegen. Wetenschappers weten nog steeds niet waarom we dat doen. Ze denken misschien om te spelen, om een partner te zoeken, of om parasieten op ons lichaam kwijt te raken. Tja, ik ga het ze lekker niet verklappen!

Ik ben een platvis

Tong, schol, schar, griet, bot, tarbot en heilbot. Weet jij wat de overeenkomst is tussen al deze vissen? We zijn allemaal familie van elkaar! We horen namelijk tot de familie van de platvissen. Je kan ons vinden op de bodem van de zee. Maar dan moet je wel goed zoeken. Want om ons te verstoppen voor roofdieren nemen we de kleur van de zeebodem aan. En omdat we plat zijn, vallen we dus nauwelijks op. Wist je trouwens dat we niet plat geboren worden, maar rond? We zwemmen dan net als normale vissen in de zee. Aan elke kant van onze kop hebben we een oog. Maar na een paar weken krijgen we een platte vorm. Zelfs onze ogen verschuiven naar één kant van onze kop. We kunnen dan vanaf de zeebodem nog steeds alles met twee ogen zien. En zo passen we ons aan, aan een leven op de zeebodem. De meeste platvissen worden geboren hier in Nederland, in de Waddenzee. Het water is voor ons lekker warm en zijn er niet veel roofdieren. Maar de laatste jaren worden we steeds minder gevonden. Onderzoekers denken dat dit komt omdat het water in de Waddenzee langzaam warmer wordt. Daarom zoeken we het koudere water op, dieper in de zee. En omdat mensen ons lekker vinden, wordt er helaas ook veel op ons gevist. En niet met een hengel, maar met netten die over de bodem slepen en veel van de onderwaternatuur vernietigen. Als we aan boord gehesen zijn, worden we gestript. Dat betekent dat we levend opengesneden worden om ons bloed en organen te verwijderen. Maar wij gaan niet meteen dood. We kunnen nog 30 minuten in leven blijven. Het is een afschuwelijke dood. Daarom kan je maar beter geen platvis meer eten. Vraag je ouders om bijvoorbeeld een vegetarische burger te maken. Dan kunnen wij veilig op de zeebodem blijven leven. Dat wil jij toch ook?

Ik ben een Hengelaarsvis

Hey jij! Ja, jij daar! Ik zie jou wel, maar jij ziet mij niet. Of heb je me al gevonden? Ik ben Harry de Harige Hengelaarsvis en ik kom voor in de Lembeh Strait. En ja, ik weet het, ik ben niet moeders mooiste. Een beetje lomp, met een gekke mond en wratten over mijn hele lijf. Maar handig is mijn uiterlijk wel!
Ik ben namelijk een kampioen in camouflage. Ik pas mij aan, aan de kleuren van de koralen, rotsen en de sponzen om mij heen. Dat is erg slim, want zo hoef ik niet echt te jagen. Omdat ik niet opval, komt mijn prooi dicht in de buurt. En ik heb nog een slim trucje. Net boven mijn lip hangt een hengeltje. Het lijkt net of daar een wormpje, een garnaaltje of kreeftje aan hangt. Daarmee vis ik naar vis! Een onoplettend hapje hengel ik zo naar binnen. En dat doe ik razendsnel. Binnen zes milliseconden (zes duizendsten van een seconde) zuig ik mijn prooi naar binnen. Daarmee ben ik de snelste eter op de wereld! En omdat ik dus bijna onzichtbaar tussen de sponzen en de rotsen zwem, word ik zelf ook niet snel opgegeten!

 

In het Engels noemen ze mij de “kikkervis”. Dit komt door mijn vinnen, die lijken een beetje op kikkerpoten. Ik zwem niet zo goed, maar met die pootjes kan ik wel over de rotsen wandelen. Mensen hebben mij zelfs zien galloperen!

Ik kom over de hele wereld voor. In allerlei kleuren. Als je mij tijdens het duiken tegenkomt, denk je dat je mij zou herkennen?

Ik ben een SERGEANT-MAJOORVIS

Omdat ik vijf donkere strepen op mijn lijfje heb, word ik sergeant-majoorvis genoemd. In het leger heeft een sergeant-majoor strepen op zijn schouder, ook al zien die er wel wat anders uit. Ik ben maar een kleine vis, ongeveer 15 cm lang, maar ik kan heel goed andere vissen en zelfs duikers bang maken.  Als mijn vrouwtje eitjes heeft gelegd op het koraalrif, of op een steen of betonblok, dan ga ik voor mijn vrouwtje de eitjes bewaken. Wee je gebeente wie bij mij in de buurt komt. Ik val alles en iedereen aan. Zelf vind ik het heel grappig wanneer grotere vissen komen die onze prachtig gekleurde eitjes willen opeten. Ik doe dan mijn mond wijd open en zwem als een speer op die vis af. Die schrikt zich dan een rotje en zwemt gauw weg. Nog leuker is als duikers van mij schrikken

Ik behoor tot de familie van de koraaljuffertjes. Net als veel andere vissen die op het koraalrif leven,  kan ik heel snel van kleur veranderen. Als ik de eitjes moet bewaken, word ik donkerblauw en zijn mijn strepen nauwelijks nog zichtbaar. Kijk maar naar de foto, waarop ik heel donker ben en op het punt sta om de onderwaterfotograaf Dos Winkel bang te maken. Hij had mij echter door en was helemaal niet bang en maakte gewoon deze foto van mij! Daar had ik dus niet veel lol van.  Als ik geen eitjes hoef te bewaken, zwem ik meestal in een groep soortgenoten en vang ik hele kleine diertjes en algjes die ik het water zweven.

Ik ben een BLADZEEDRAAKJE

Vorige maand heb je al iets over zeedraakjes gelezen. Ik ben zo´n zeedraakje! Wij zijn de grootste soorten van de zeepaardjesfamilie. We kunnen wel 45 centimeter lang worden. Anders dan de meeste soorten zeepaardjes, leven wij niet op het koraalrif, maar op plantenriffen. Deze plantenriffen bestaan uit wel 2000 soorten zeewier en je vind ze alleen in het zuiden van Australië.
Het bijzondere van ons is, dat onze mannetjes geen buideltje hebben zoals de “gewone” zeepaardjes, maar dat onze vrouwtjes hun eitjes tegen de voorkant van de staart van onze mannetjes “plakken”. Als mannetje maken we een soort lijm aan, waardoor de eitjes aan onze staart vast blijven zitten. Omdat veel vissen die eitjes wel lekker vinden, laten we algjes op de eitjes groeien, waardoor ze bijna onzichtbaar worden. Op de foto kun je dat goed zien.

Zeedraakjes leven tussen het zeewier omdat ze dan goed beschermd zijn, want ze vallen daar nauwelijks op omdat ze heel goed gecamoufleerd zijn met allerlei bladvormige aanhangsels op hun lichaam en hoofd. Hierdoor lijken ze heel veel op zeewier.

Helaas zijn we met uitsterven bedreigd, omdat mensen in China denken, dat als je ons dood maakt, droogt en tot poeder vermaalt, het een medicijn is tegen allerlei ziekten. Wetenschappers hebben dit gelukkig onderzocht en aangetoond dat dit poeder helemaal nergens goed voor is!

Ik ben een Langsnuit zeepaardje

Ik ben een langsnuitzeepaardje en ben een van de ruim 40 soorten zeepaardjes die er in de oceaan leven. Sommige van ons zijn heel klein, net een centimeter, en andere kunnen wel 15 centimeter groot worden. Zeedraakjes zijn ook familie van ons, maar die kunnen véél groter worden, wel 45 centimeter. Omdat mijn hoofdje met een beetje fantasie op een paardenhoofd lijkt, hebben de mensen ons ooit “zeepaardje” genoemd. Toch zijn wij echte vissen, ook al zwemmen we niet zo snel en zijn we vaak rechtop in het water te vinden. Dus anders dan de meeste vissen.

We hebben geen boven- en onderkaak, zoals de meeste vissen en kunnen daarom onze mond niet open doen. Wel kunnen we onze lippen ver uit elkaar doen om ons voedsel naar binnen zuigen. We eten piepkleine diertjes die in het zeewater zweven. Misschien is het wonderlijkste aan ons zeepaardjes, dat de mannetjes een buideltje hebben, net als een kangoeroe. Het vrouwtje legt haar eitjes in de buidel van het mannetje en hij bevrucht ze met zijn zaadjes. Daarna gaat het buideltje dicht en groeien de zeepaardenbaby´s in de baarvader! Tegen de tijd dat de baby´s groot genoeg zijn om de grote wijde zee in te trekken, laat het mannetje eerst een beetje zeewater binnen, zodat de kleintjes alvast kunnen wennen. Daarna zwemmen ze één voor één de baarvader uit.

Kijk voor meer informatie en een filmpje hiervan op https://seafirstkids.nl/info-hoek/vreemde-visfeitjes/

ik ben een GROENE ZEESCHILDPAD

Ik ben een soepschildpad, eigenlijk wel een gekke naam vind ik. Vroeger vingen mensen mijn soort om soep van te maken maar gelukkig mag dat niet meer nu. Helaas gebeurt dat af en toe nog wel en zijn er niet veel schildpadden meer over om mijn vriendjes te worden. Ik noem mijzelf liever de groene zeeschildpad, alhoewel ik er af en toe naast groen ook een beetje bruin uit zie.

 

Het allerlekkerste om te eten vind ik gras. Nee, niet gras dat jullie als mensen op land hebben maar gras dat onder water groeit: zeegras. Af en toe vind ik het wel een beetje spannend om te grazen, omdat er ook haaien zwemmen die mij wel een lekker maaltje vinden. Ook moet ik niet vergeten om af en toe naar de oppervlakte te zwemmen want ik moet net als jullie gewoon lucht ademen!

 

Ik woon in tropische gebieden want ik kan niet mijn eigen temperatuur regelen. Ik ben dus afhankelijk van de temperatuur in het water, of op het land, net zoals veel andere reptielen. Een veel grotere schildpad dan ik is daarop een uitzondering. De lederschildpad heeft een paar slimme manieren bedacht om zijn eigen temperatuur te regelen en kan daarom in veel kouder water opzoek gaan naar eten dan ik kan. Stiekem ben ik daar wel een beetje jaloers op maar ik lust toch geen kwallen dus ik hoef eigenlijk ook niet naar de koudere wateren te gaan! Als vrouwtje ga ik liever af en toe terug naar hetzelfde strand om mijn eitjes te leggen in het zand. Daarna hoef ik niets meer te doen, de eitjes komen vanzelf uit en mijn kinderen kunnen dan zelf opzoek naar eten in de zee, lekker makkelijk.