Ik ben een ZEESTER

Ik heb vijf armen, loop met zuignapjes en woon gewoon in jullie Noordzee, rara wat ben ik? Ik ben een zeester! Als je mij ziet liggen op het strand ben ik vaak aangespoeld door een harde wind. Ik woon namelijk graag in het water opzoek naar eten. Mijn mond zit aan de onderkant naast al mijn vele zuignapvoetjes waarmee ik over de zeebodem of rotsen loop.

Ik eet heerlijke hapjes zoals mossels en andere schelpdieren, maar ik denk dat jullie het een beetje onsmakelijk vinden hoe ik eet… Ik gooi namelijk mijn maag uit mijn lichaam om te eten! Eerst zorg ik dat ik bij mij prooi kan en er geen schelp meer in de weg zit. Daarvoor gebruik ik mijn vijf armen met sterke zuignapjes, daarmee kan ik heel hard trekken en zelfs mosselen openen! Dan gooi ik mijn maag om mijn eten heen en verteer ik de prooi buiten mijn lichaam. Als ik genoeg gegeten heb, neem ik mijn maag weer terug en loop ik verder. Ja, een beetje gek vind ik dit zelf ook wel. Sommige wetenschappers zeggen ook wel dat ik mijn maag weg kan doen en een nieuwe kan aangroeien als ik iets verkeerds heb gegeten, net als een slang dat kan. Zelf heb ik dat nog niet mee gemaakt.

Ik heb geen brein en ook geen bloed maar kan wel tot 10 jaar oud worden! Ik heb wel zenuwen door mijn armen lopen die bepalen wat ik doe en waar ik naartoe ga. Soms gebeurt het wel eens dat iemand te hard aan mijn arm trekt, dan scheurt die eraf. Dit is natuurlijk niet fijn maar gelukkig heb ik de superkracht om dan weer een nieuwe arm aan te groeien, hoe cool is dat?!

Ik ben een Mandarijnpitvis

Hallo! Ik ben een blauwe mandarijnpitvis. Ik leef in het westen van de Grote Oceaan en het oosten van de Indische Oceaan, tussen Zuid-Japan en Zuid-Australië. Je moet wel goed zoeken om me te vinden, want ik ben maar 6 cm lang en zit vaak verstopt tussen stenen of dood koraal op de zandbodem. Als mannetje heb ik een puntvin op mijn rug. Ook heb ik twee lange buikvinnen waarmee ik over de zeebodem kan wandelen! Mijn kop is groen en mijn ogen zijn rood met een zwarte pupil.

Ik leef met mijn familie en vrienden in kleine groepjes tussen het koraal, vlak boven de zeebodem. Daar zoeken we naar voedsel zoals borstelwormpjes, viseitjes, slakken, vlokreeftjes en mosselkreeftjes. Ze noemen ons mandarijnpitvissen omdat we bij de pitvisfamilie horen, en omdat onze huid net zo mooi gekleurd is als de prachtige kleren die Chinese Mandarijnen (mensen die voor de staat werkten) vroeger droegen! Blauwe mandarijnpitvissen en psychedelische mandarijnpitvissen zijn de enige vissen die pigment en licht weerkaatsende cellen in de huid hebben en er daarom heel kleurig uitzien. Die kleuren zorgen dat we minder opvallen in onze omgeving. Op mijn felgekleurde huid zit ook een giftig, stinkend slijm dat erg vies smaakt voor roofdieren, zo zullen ze me niet opeten!

Wist je dat mandarijnvissen heel romantisch zijn? Als we een vrouwtje willen versieren gaan we eerst uitgebreid met ze dansen! Ik ben daar heel goed in, al zeg ik het zelf 🙂 Ik moet ook wel m’n best doen want er zijn maar weinig vrouwtjes en veel mannetjes. Wel moet ik oppassen voor de koraalduivel, die onderstussen stil op de loer ligt.
In dit filmpje kun je een stukje zien van zo’n paringdans. Dat ben ik in de disco! https://duikeninbeeld.tv/parende-mandarijn-visjes/
Maar het meest moet ik oppassen voor jullie mensen! Ieder jaar worden er 40 miljoen vissen uit hun woongebied gehaald om verkocht te worden aan mensen die ze in een aquarium stoppen. Mandarijnpitvissen zijn heel populair. Maar vang mij alsjeblieft niet: in een aquarium leef ik vaak maar kort, terwijl ik in de zee soms wel tien of twintig jaar kan worden!

Dos Winkel maakte deze bijzondere foto in de Lembeh Strait, een smalle zee”straat” in het uiterste noordoosten van het Indonesische eiland Sulawesi.

Ik ben een KOFFERVISJE

Ik ben een koffervisje – ik denk dat ik zo genoemd wordt omdat ik nogal hoekig van vorm ben. En net als koffers ben ik er in allerlei kleuren en maten.

Er zijn meer dan 100 soorten van ons. Koffervissen zijn familie van de kogelvissen en sommige van ons zijn ook giftig. We hebben geen schubben en wat heel bijzonder is voor vissen, we hebben geen buikvinnen. Ik kan namelijk niet zo heel goed zwemme. Maar als het moet kan ik ineens een sprintje maken en even heel snel zijn. Ook kan ik goed ineens van richting veranderen en ik kan zelfs achteruit zwemmen. Dat kunnen de meeste vissen niet!

We zijn niet zo groot, maar er is een soort die wel een halve meter lang kan worden! En we lijken een beetje op kameleonnen: we kunnen van kleur veranderen én we kunnen onze ogen apart van elkaar bewegen.

We hebben maar vier tandjes, twee boven en twee van onderen waarmee we schelpdiertjes kunnen eten. We knabbelen ook van koraal en van algen die op rotsen groeit. Soms eten we wormpjes en kleine visjes die op de bodem van de zee leven.

Wist je dat sommige van ons met uitsterven bedreigd worden? De Chinese koffervis bijvoorbeeld: hun aantal is in de laatste 40 jaar met 99% afgenomen. Deze soort is namelijk een delicatesse in Japan, China en Korea – ze eten ze allemaal op. Sommige soorten worden met uitsterven bedreigd omdat het slecht gaat met de koraalriffen waar ze leven.

Ik ben een Vaquita

Ik ben een vaquita, een Californische bruinvis en één van de allerkleinste walvisachtigen die er bestaan! Ik ben ongeveer 1m30 lang en weeg zo’n 40 kilo. Wel heb ik een grote rugvin, net als een haai. Mijn familie en vrienden leven maar op één plek op de wereld, in de ondiepe kustwateren van de Golf van California (Mexico).

Ik ben een zoogdier en moet af en toe naar boven zwemmen om lucht te happen.
Vroeger werd hier door mensen veel op garnalen gevist. Veel vaquita’s verdronken daarbij omdat ze verstrikt raakten in de visnetten en niet meer naar boven konden voor lucht. In 1993 is mijn leefgebied gelukkig een biosfeer-reservaat geworden en mag er niet zoveel meer worden gevist. Toch zijn we nog steeds in gevaar. De afgelopen 3 jaar zijn we meer dan de helft van onze familie kwijt geraakt. We zijn nog maar met 60 vaquita’s. Er worden nog steeds visnetten gevonden in ons gebied. De zeldzame Totoaba-vis zwemt hier ook in China maken ze daar graag medicijnen van, die niet eens werken. Maar als we niet beschermd worden kunnen we volgend jaar uitgestorven zijn!

Natuurorganisites proberen vissers over te halen om andere visnetten te gebruiken die wij beter kunnen “zien”. Deze netten weerkaatsen onze dolfijngeluiden zodat we weten waar ze zijn en er niet in zwemmen. De oude visnetten moeten dan verboden worden. Maar het beste zou natuurlijk zijn als er helemaal niet meer in onze buurt gevist werd. Teken deze petitite om ons te redden!

ik ben een STEENVIS

Nee ik ben echt geen steen… ik ben een levend wezen. Alhoewel ik meer lijk op een steen of een stuk rots dan op een vis. Wij zijn heel goed gecamoufleerd.Je ziet ons bijna niet op de bodem van de zee tussen echte stenen. Steenvissen zijn familie van de schorpioenvissen. En we zijn allemaal giftig! We hebben stekels op onze rug, waarmee we je kunnen prikken en een gif inspuiten. Als je in een tropische land gaat zwemmen en je loopt het water in, moet je eigenlijk altijd waterschoentjes aan.

Een steenvis zal NOOIT iemand aanvallen, maar als je mij per ongeluk aanraakt, of erger nog, op mij trapt, dan zal ik mij zich verdedigen. Als je in aanraking komt met het gif van een steenvis – of een schorpioenvis, kun je het beste snel in een heel warm bad gaan. Warmte neutraliseert het gif.

Ik wil jou niet opeten, ik ben niet zo groot. Ik eet kleine visjes en garnalen van de bodem. Als deze nietsvermodend langslopen open ik langzaam zijn mond en zuig ik de voorbijganger razendsnel naar binnen. Dat gaat sneller dan jij met je ogen kunt knipperen. Steenvissen kunnen niet erg snel zwemmen maar we kunnen wel een dag buiten water blijven leven. Wist je dat wij ook water kunnen spugen?

Ook wij worden gegeten voor de sushi… raar eigenlijk, toch?

Lees hier meer over mij.

Ik ben een Melibe Viridis – zeeslak

Ik ben de zeeslak Melibe Viridis. Tijdens een duik voor de kust van Bali, Mozambique, Indonesie en in de Rode Zee kun je mij tegenkomen, als je heel goed zoekt! Want nog niet veel mensen hebben mij gezien. Ik heb 13 poten en kan zo’n 14 centimeter lang worden.

Wat vind je van mijn hoofd? Ik kan het opblazen! Zo eet ik en slurp ik kleine zeediertjes en algen van de zeebodem.  Op mijn bek zitten kleine haartjes. Wanneer de haartjes een prooi voelen sluit mijn bek zich vanzelf en wordt mijn hoofd weer klein. Ik kan slecht zien en doe daarom alles op de tast. Zwemmen kan ik wel heel goed: ondersteboven, van links naar rechts en van voor naar achter.

Kijk hier een filmpje van mij.

In totaal zijn er wel 3000 verschillende soorten zeeslakken, in allerlei soorten en maten. De allergrootste zeeslak ter wereld is mijn vriend de zwarte zeehaas,
ook wel bekend als Aplysia Vaccaria, die voor de westkust van de Verenigde Staten leeft. Hij is zo’n 40 centimeter lang en weegt 6 kilo.
Wat een dikzak hè?